Vertaal
Naar andere talen: • apporter > DEapporter > ENapporter > ES
Vertalingen apporter FR>NL
[apɔʀte]

1 prendre avec soi pour aller quelque part - meebrengen

  'Il a apporté une bouteille de vin.'
  Hij heeft een fles wijn meegebracht.


2 fournir - verschaffen

  'apporter son aide'
  hulp verlenen


3 causer, entraîner - veroorzaken

  'apporter des améliorations'
  verbeteringen ten gevolge hebben

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
apporter (ww.) meebrengen (ww.) ; vorderen (ww.) ; vooruitkomen (ww.) ; toeleveren (ww.) ; thuisbezorgen (ww.) ; rondbrengen (ww.) ; overhandigen (ww.) ; opwaarts dragen (ww.) ; omhoogleiden (ww.) ; omhoogdragen (ww.) ; naartoe brengen (ww.) ; naar boven tillen (ww.) ; naar boven dragen (ww.) ; naar boven brengen (ww.) ; leveren (ww.) ; langs brengen (ww.) ; erop vooruit gaan (ww.) ; brengen (ww.) ; bijdragen (ww.) ; bezorgen (ww.) ; bestellen (ww.) ; afleveren (ww.) ; aanleveren (ww.)
apporter aanbrengen ; verrijken met ; bieden ; aanreiken
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `apporter`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: conduire en haut
FR: occasionner
FR: porter