Vertalingen accélérer FR>NL
[akseleʀe]1 aller plus vite - optrekken
'La voiture accélère.'
De auto trekt op.[akseleʀe]1 augmenter la vitesse de - versnellen
'un médicament qui accélère le rythme cardiaque'
een medicijn dat de hartslag versnelt2 faire aller plus vite - bespoedigen
'accélérer les travaux'
de werkzaamheden bespoedigen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
accélérer (ww.) | accelereren (ww.) ; bespoedigen (ww.) ; gang maken (ww.) ; gas geven (ww.) ; hard draven (ww.) ; verhaasten (ww.) ; versnellen (ww.) |
accélérer | sneller zwemmen ; vlugger zwemmen |
Bronnen: interglot; Trueterm; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `accélérer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: brusquerFR: dépêcherFR: hâterFR: précipiter