Vertaal
Naar andere talen: • tromper > DEtromper > ENtromper > ES
Vertalingen tromper FR>NL
[tʀɔ̃pe]

1 donner une idée fausse de la réalité - bedriegen

  'chercher à tromper ··· '
  proberen iemand te bedriegen


2 être infidèle à la personne avec laquelle on vit - bedriegen

  'tromper son mari'
  haar man bedriegen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tromper (ww.) te pakken nemen (ww.) ; in de maling nemen (ww.) ; kopiëren (ww.) ; misleiden (ww.) ; nabootsen (ww.) ; namaken (ww.) ; neppen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; oplichten (ww.) ; foppen (ww.) ; teleurstellen (ww.) ; tillen (ww.) ; verneuken (ww.) ; vertrouwen schenden (ww.) ; vervalsen (ww.) ; voor de gek houden (ww.) ; vreemdgaan (ww.) ; zwendelen (ww.) ; falsificeren (ww.) ; afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; bedonderen (ww.) ; bedotten (ww.) ; bedriegen (ww.) ; beduvelen (ww.) ; begoochelen (ww.) ; begrenzen (ww.) ; belazeren (ww.) ; beschamen (ww.) ; besodemieteren (ww.) ; bezwendelen (ww.)
tromper fout ; zich vergissen ; vergissing ; maken
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `tromper`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: abuser
FR: attraper
FR: berner
FR: déguiser
FR: déjouer
FR: dissimuler
FR: duper
FR: éblouir
FR: égarer
FR: endormir