Zie ook: sucreZie ook: sucré

[sykʀ]

1 aliment blanc ou brun qui a un goût agréable et doux - suiker

  'du sucre en poudre'
  poedersuiker

2 morceau de sucre - suikerklontje

  'mettre deux sucres dans son café'
  twee suikerklontjes in zijn koffie doen[sykʀ]


1 qui contient du sucre - zoet

  'une tarte sucrée'
  een zoete taart
© K Dictionaries Ltd.

sucre (m)	de suiker (m)
sucre	gesuikerd ; suikerachtig ; suikerig ; suikerzoet ; zoet ; zoetsmakend ; gezoet ; saccharum ; Sucre ; suiker ; zoet ; zoet van smaak

Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.




FR: sucre candi NL: kandijsuiker
FR: sucre de canne NL: rietsuiker
FR: casser du sucre (spreektaal) NL: kwaadspreken
FR: sucre de lait NL: melksuiker
FR: pain de sucre NL: suikerbrood
FR: en pain de sucre NL: kegelvormig
FR: sucre d'orge NL: suikerstang