[po]

1 récipient - pot

  'pot de fleurs'
  bloempot

  'pot de confiture'
  jampot

  petit pot
   (= récipient de verre qui contient des aliments pour bébés) - potje

2 boisson, dans un bar - drankje

  'boire un pot avec ··· '
  een glaasje met iemand drinken

3   pot d'échappement
tuyau par lequel s'échappent les gaz, sur un véhicule - knalpot

4 chance - mazzel

  'avoir du pot'
  mazzel hebben

5 récipient où l'on fait ses besoins - po(t)

  'enfant qui fait ses besoins dans son pot'
  kind dat zijn behoefte doet in een po(t)
© K Dictionaries Ltd.

pot (m)	de kolenbak (m) ; het vaatje ; het tonnetje ; het slokje ; het schenkkannetje ; de schenkkan ; de pot (m) ; het opkikkertje ; het neutje ; de kookpot (m) ; de kolenkit ; de kolenemmer (m) ; de kit ; het kannetje ; de kan (m) ; glazen pul (znw.) ; het glas ; glaasje jenever (znw.) ; het glaasje ; het drinkglas ; het borreltje
pot	kast ; normale lage pot

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




FR: à fond la caisse
FR: bourdalou
FR: chance
FR: coupé
FR: cruche
FR: fortune
FR: jarre
FR: jules
FR: plein tarif
FR: récipient

FR: pot à  fleurs NL: bloempot
FR: pot d'échappement NL: knalpot
FR: pot de vin NL: kan wijn
FR: mettre la poule au pot NL: er goed bij zitten
FR: payer les pots cassés NL: de schade, het gelag betalen
FR: à  la fortune du pot NL: wat de pot schaft
FR: découvrir le pot aux roses NL: het geheim ontdekken
FR: tourner autour du pot NL: eromheen draaien