[po]
[mv: peaux]
1 ce qui recouvre le corps - huid

  'avoir la peau douce'
  een zachte huid hebben

2 enveloppe du fruit - schil

  'enlever la peau d'une pêche'
  een perzik schillen

3 cuir - vel

  'sac en peau de crocodile'
  een tas van krokodillenleer
© K Dictionaries Ltd.

peau (v)	het hachje ; het vlies ; het velletje ; het vel ; de schil ; de schelp ; de schaal ; de peul ; de pels (m) ; de omhulling (v) ; de membraan ; de huid (v) ; het dun huidje
peau	cutis ; walsvel ; vel ; schil ; schaal ; opperhuid ; huidschil ; huid ; giethuid ; geitevel

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Horecagids




FR: coquillé
FR: couenne
FR: cuir
FR: derme
FR: écorce
FR: épiderme
FR: pelage
FR: pelure
FR: tégument
FR: zeste

FR: peau d 'âne NL: perkament
FR: avoir quelqu'un. dans la peau NL: (pop.) dolverliefd zijn op iemand
FR: peau de balle! NL: (pop.) niks!
FR: faire peau neuve NL: totaal van gedrag veranderen, totaal omzwaaien
FR: il ne faut jamais vendre la peau de l'ours qu'on ne l'ait mis par terre NL: (spr.w) men moet de huid van de beer niet verkopen voor men hem geschoten heeft
FR: risquer sa peau NL: zijn leven wagen
FR: vendre cher sa peau NL: zijn huid duur verkopen
FR: avoir quelqu'un. dans la peau NL: smoorverliefd, gek op iemand zijn
FR: coudre la peau du renard à  celle du lion NL: list met moed verenigen