Vertalingen pouvoirs FR>NL
pouvoirs (m) | de autoriteit (v) ; bevoegd zijn (znw.) ; de bevoegdheid (v) ; het gezagsorgaan ; de instantie (v) ; de kracht ; de krachten ; de macht ; de machten ; het vermogen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `pouvoirs`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: forcéFR: pouvoir