[libʀ]

1 qui n'est pas enfermé - vrij

  'se retrouver libre après 10 ans de prison'
  vrij zijn naar 10 jaar gevangenisstraf

2 qui a le droit de faire ce qu'il veut - vrij - onbelemmerd

  'être libre de ses gestes'
  vrij kunnen gebaren

3 disponible, inoccupé - vrij - onbezet

  'une place libre'
  een vrij plaatsje/plekje
© K Dictionaries Ltd.

libre (m)	f (vrij)
libre	ongehuwd ; zonder taak ; zonder moeite ; vrijpostig ; vrijmoedig ; vrij ; vatbaar ; vanzelf ; vacant ; stoutmoedig ; openstaand ; ontvankelijk ; ongekunsteld ; ongedwongen ; onbeschroomd ; onbelemmerd ; niet beschroomd ; natuurlijk ; moeiteloos ; loos ; in vrijheid ; in een handomdraai ; disponibel ; brutaal ; beschikbaar ; beschikbaar ; vrij

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




FR: affranchi
FR: aisé
FR: autonome
FR: cavalier
FR: coquin
FR: cru
FR: décontracté
FR: dégagé
FR: délié
FR: dessalé

FR: libre arbitre NL: vrije wil
FR: école libre NL: bijzondere school
FR: être libre comme l'air NL: zo vrij zijn als een vogel in de lucht
FR: libre pensée NL: vrijdenkerij
FR: libre penseur NL: vrijdenker
FR: libre à  vous de NL: het staat u vrij te