Vertalingen injurier FR>NL
[ɛ̃ʒyʀje]1 insulter ··· , dire des paroles agressives à ··· - uitschelden - beledigen
'se faire injurier'
uitgescholden worden[ɛ̃ʒyʀje]1 insulter ··· , dire des paroles agressives à ··· - uitschelden - beledigen
'se faire injurier'
uitgescholden worden© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
injurier (ww.) | nadeel berokkenen (ww.) ; vloeken (ww.) ; verwonden (ww.) ; uitvaren (ww.) ; uitschelden (ww.) ; uitmaken voor (ww.) ; uitjouwen (ww.) ; uit de slof schieten (ww.) ; tieren (ww.) ; tekeergaan (ww.) ; te keer gaan (ww.) ; schelden (ww.) ; schaden (ww.) ; razen (ww.) ; afgeven op (ww.) ; kwetsen (ww.) ; krenken (ww.) ; ketteren (ww.) ; fulmineren (ww.) ; foeteren (ww.) ; donderen (ww.) ; blesseren (ww.) ; bezeren (ww.) ; bespotten (ww.) ; beschimpen (ww.) ; benadelen (ww.) ; beledigen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `injurier`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: agonirFR: insulterFR: invectiverFR: maudireFR: offenserFR: outragerFR: salirFR: sortir de ses gondsFR: vilipender