Vertalingen handicap FR>NL
[ˈɑ̃dikap]1 fait d'avoir des capacités physiques ou mentales réduites - handicap
'Son handicap l'empêche de marcher.'
Door zijn handicap kan hij niet lopen.
'handicap physique/mental'
lichamelijke/geestelijke handicap2 inconvénient - handicap - nadeel
'Son jeune âge est un handicap dans la pratique de ce sport.'
Zijn/haar jonge leeftijd is een handicap bij het beoefenen van die sport.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| handicap (m) | de afwijking (v) ; het gebrek ; de handicap (m) ; het lichaamsgebrek |
| Handicap | Handicap ; voorgift |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `handicap`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: imperfection
