Vertalingen gravir FR>NL
[gʀaviʀ]1 monter - beklimmen - opklimmen
'Ils ont gravi la montagne.'
Ze hebben de berg beklommen.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
gravir (ww.) | beklimmen (ww.) ; jezelf opwerken (ww.) ; klimmen (ww.) ; omhoog gaan (ww.) ; omhoogklimmen (ww.) ; omhoogstijgen (ww.) ; opklauteren (ww.) ; opklimmen (ww.) ; opwerken (ww.) ; stijgen (ww.) ; uit een minder gunstige positie vooruitkomen (ww.) ; vooruitkomen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `gravir`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: grimper