Vertaal
Naar andere talen: • grandir > DEgrandir > ENgrandir > ES
Vertalingen grandir FR>NL
[gʀɑ̃diʀ]

1 se développer - groter worden

  'un enfant qui grandit'
  een kind dat groter wordt

  'Cette plante grandit vite.'
  Die plant wordt snel groter.
[gʀɑ̃diʀ]


1 faire paraître plus grand - groter laten schijnen

  'Cette coiffure te grandit.'
  Met dat kapsel lijk je groter.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
grandir (ww.) omhoogstijgen (ww.) ; wassen (ww.) ; volwassen worden (ww.) ; volgroeien (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; vergroten (ww.) ; uit de grond schieten (ww.) ; toenemen (ww.) ; stijgen (ww.) ; rijzen (ww.) ; opzetten (ww.) ; opschieten (ww.) ; oprijzen (ww.) ; opgroeien (ww.) ; aangroeien (ww.) ; omhoogrijzen (ww.) ; omhooggaan (ww.) ; omhoog schieten (ww.) ; omhoog rijzen (ww.) ; omhoog komen (ww.) ; groter worden (ww.) ; groot worden (ww.) ; groeien (ww.) ; gedijen (ww.) ; de hoogte ingaan (ww.) ; aanzwellen (ww.) ; aanwinnen (ww.) ; aanwassen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `grandir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: prendre de la hauteur