Vertalingen familier FR>NL
[familje]1 que l'on connaît, dont on a l'habitude - vertrouwd
'une voix familière'
een vertrouwde stem
'Ce chemin lui est familier.'
Hij kent deze weg goed.2 qui vit près de l'homme - huis-
'un animal familier'
een huisdier3 qui manque de politesse - vrijpostig
'des manières familières'
vrijpostige manieren4 qu'on utilise dans des situations courantes - dagelijks gebruikt
'un mot familier'
een woord uit de dagelijkse omgangstaal© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| familier (znw.) | de stamgast (m) ; de habitué (m) ; de gast (m) |
| familier | onbeschroomd ; niet beschroomd ; onderhoudend ; plezierig ; prettig ; sociabel ; stoutmoedig ; terloops ; tutoyerend ; vaste klant ; vertrouwd ; voorlopig ; vrijblijvend ; vrijmoedig ; vrijpostig ; huiselijk ; aangenaam ; bekend ; brutaal ; familiair ; fijn ; gemeenzaam ; genoeglijk ; gezellig ; in het voorbijgaan ; informeel ; knus ; knusjes ; lekker ; losjes ; makkelijk in de omgang ; idiomatisch |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `familier`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: connuUitdrukkingen en gezegdes
FR: voix familière
NL: bekende stemFR: les
familiers d'une maison
NL: de huisvrienden
