Vertalingen frémir FR>NL
[fʀemiʀ]1 trembler à cause du froid, d'une émotion - rillen
'frémir de peur'
van angst rillen2 être sur le point de bouillir - bijna aan de kook zijn
'L'eau frémit sur le feu.'
De luchtbelletjes stijgen op in het water dat opstaat.3 bouger légèrement en produisant un son faible - ruisen
'Le vent fait frémir les feuilles des arbres.'
De boomblaren ruisen door de wind.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
frémir (ww.) | beven (ww.) ; griezelen (ww.) ; gruwelen (ww.) ; gruwen (ww.) ; huiveren (ww.) ; kloppen (ww.) ; knisperen (ww.) ; lillen (ww.) ; rillen (ww.) ; ritselen (ww.) ; sidderen (ww.) ; trillen (ww.) ; vibreren (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `frémir`

Voorbeeldzinnen laden....