Vertaal
Naar andere talen: • forcer > DEforcer > ENforcer > ES
Vertalingen forcer FR>NL
[fɔʀse]

1 casser - forceren

  'forcer une porte'
  een deur forceren


2 obliger ··· à faire ··· - dwingen - noodzaken

  'Ils l'ont forcé à parler.'
  Ze hebben hem gedwongen te praten.
[fɔʀse]


1 faire un gros effort - zich zwaar inspannen

  'Il a trop forcé.'
  Hij heeft zich te zwaar ingespannen.


2 faire ··· en utilisant la force - teveel kracht zetten

  'Si tu forces, tu vas casser la clé.'
  Als je teveel kracht zet, maak je de sleutel stuk.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
forcer (ww.) kraken (ww.) ; verplichten (ww.) ; overvallen (ww.) ; openrukken (ww.) ; openbreken (ww.) ; opdwingen (ww.) ; onttrekken (ww.) ; ontrukken (ww.) ; noodzaken tot (ww.) ; losbreken (ww.) ; iem. afdwingen (ww.) ; forceren (ww.) ; dwingen (ww.) ; doordrijven (ww.) ; bestormen (ww.) ; attaqueren (ww.) ; afdwingen (ww.) ; aanvallen (ww.)
forcer forceren ; vervroegen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `forcer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: abuser
FR: commander
FR: exagérer
FR: obliger
FR: ouvrir

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: avoir la main forcée NL: gedwongen zijn iets tegen zijn zin te doen
FR: forcer le sens d'un mot NL: de betekenis van een woord verdraaien