Vertaal
Naar andere talen: • eux > DEeux > ENeux > ES
Vertalingen eux FR>NL
[ø]

1 les personnes dont on parle


sujet

zij/ze


objet indirect (sans préposition)

hun/ze


objet direct et après préposition

hen/ze

  'Ce sont eux.'
  Zij zijn het.

  'Ils pensent à eux.'
  Ze denken aan zichzelf.

  'Eux s'en souviennent.'
  Zij herinneren het zich.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
eux (m-p) ze ; zij
eux hen ; hun
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `eux`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: les