Vertaal
Naar andere talen: • épouser > DEépouser > ENépouser > ES
Vertalingen épouser FR>NL
[epuze]

1 se marier avec - trouwen

  'Veux-tu m'épouser ?'
  Wil je met me trouwen?


2 s'adapter parfaitement à - nauwsluitend zijn

  'un vêtement qui épouse les formes'
  een nauwsluitend/strakzittend kledingstuk

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
épouser (ww.) huwen (ww.) ; in het huwelijk treden (ww.) ; met (ww.) ; tot man nemen (ww.) ; tot vrouw nemen (ww.) ; trouwen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `épouser`
Voorbeeldzinnen laden....