Vertalingen déduire FR>NL
[dedɥiʀ]1 enlever une partie d'une somme - aftrekken
'Je déduis ça de ce que tu me dois.'
Ik trek dat af van wat je me nog verschuldigd bent.2 trouver en réfléchissant - afleiden
'J'en déduis qu'il ne viendra pas.'
Ik leid eruit af dat hij niet komt.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
déduire (ww.) | afhouden (ww.) ; afleiden (ww.) ; aftrekken (ww.) ; concluderen (ww.) ; deduceren (ww.) ; verrekenen (ww.) |
déduire | aftrekken |
Bronnen: interglot; Trueterm; Horecagids; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `déduire`

Voorbeeldzinnen laden....