Vertalingen duper FR>NL
duper (ww.) | kwaad doen (ww.) ; zwendelen (ww.) ; voor de gek houden (ww.) ; verneuken (ww.) ; tillen (ww.) ; te pakken nemen (ww.) ; schaden (ww.) ; oplichten (ww.) ; op een dwaalspoor zetten (ww.) ; om de tuin leiden (ww.) ; nadelig zijn (ww.) ; nadeel berokkenen (ww.) ; misleiden (ww.) ; afzetten (ww.) ; in de maling nemen (ww.) ; foppen (ww.) ; bezwendelen (ww.) ; besodemieteren (ww.) ; benadelen (ww.) ; belazeren (ww.) ; beet nemen (ww.) ; beduvelen (ww.) ; bedriegen (ww.) ; bedotten (ww.) ; bedonderen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `duper`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: abuserFR: amuserFR: embobinerFR: leurrerFR: mystifierFR: roulerFR: tromper