[dwa]

1 chacune des cinq parties allongées de la main ou du pied
main
vinger
pied
teen

  'les dix doigts de la main'
  de tien vingers van de hand

  'le petit doigt'
  de pink

  'les doigts de pied'
  de tenen

  'montrer ··· du doigt'
  iets aanwijzen
© K Dictionaries Ltd.

doigt (m)	hoefbeen (znw.) ; de teen (m) ; de tengel (m) ; tingel (znw.) ; de vinger (m) ; vingerbreedte (znw.)
doigt	drijfstang ; drukvinger ; dunne enkelvoudige uitlaatpijp ; indexeerbout ; ontkoppelingshefboom ; vinger

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




FR: latte

FR: (doigt) annulaire NL: ringvinger
FR: doigt auriculaire, petit doigt NL: pink
FR: savoir sur le bout du doigt NL: op zijn duimpje kennen
FR: être à  deux doigts de sa perte NL: op de rand van de afgrond zijn
FR: donner sur les doigts à  quelqu'un. NL: iemand op de vingers tikken
FR: avoir de l'esprit jusqu'au bout du doigt NL: veel verstand hebben, zeer geestig zijn
FR: doigt de gant NL: vinger van een handschoen
FR: gros doigt NL: grote teen
FR: j'en mettrais les doigts au feu NL: ik zou er mijn hand voor in het vuur willen steken
FR: mettre le doigt dessus NL: de spijker op de kop slaan
FR: doigt du milieu NL: middelvinger
FR: montrer quelqu'un. du doigt, au doigt NL: iemand met de vinger nawijzen, openlijk bespotten
FR: s'en mordre les doigts NL: er berouw over hebben
FR: se mettre le doigt dans l'oeil NL: zich schromelijk vergissen
FR: ne faire oeuvre de ses dix doigts NL: niets uitvoeren
FR: les doigts du pied NL: de tenen
FR: un doigt de vin NL: een slokje wijn