Vertalingen conclure FR>NL
[kɔ̃klyʀ]1 terminer - beëindigen
'conclure un discours'
een toespraak beëindigen2 se mettre d'accord sur, signer - (af)sluiten
'conclure une affaire'
een zaak afsluiten3 trouver par un raisonnement - opmaken (uit)
'J'en conclus que tu viens.'
Ik maak eruit op dat je komt.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
conclure (ww.) | deduceren (ww.) ; voltooien (ww.) ; volmaken (ww.) ; volbrengen (ww.) ; stoppen (ww.) ; opmaken uit (ww.) ; ophouden (ww.) ; naar einde toewerken (ww.) ; laatste gedeelte afmaken (ww.) ; klaarmaken (ww.) ; klaarkrijgen (ww.) ; eindigen (ww.) ; een gevolgtrekking maken (ww.) ; een einde maken aan (ww.) ; concluderen (ww.) ; completeren (ww.) ; besluiten (ww.) ; beslissen (ww.) ; beëindigen (ww.) ; afwerken (ww.) ; afsluiten (ww.) ; afronden (ww.) ; afmaken (ww.) ; afleiden (ww.) ; afkrijgen (ww.) |
conclure | in een zaak concluderen ; sluiten ; instellen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `conclure`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: achever