[ʃa]

1 animal familier à poils - kat - poes
© K Dictionaries Ltd.

chat (m)	huiskat ; de kat (m) ; de kater (m) ; mannetjespoes (znw.) ; de poes (v)
le chat	de chat ; het chatten ; het kattengezicht
chat	kat ; pot head ; potroker

Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.




FR: chatte
FR: félin
FR: matou
FR: minet

FR: appeler un chat un chat NL: het kind bij zijn naam noemen
FR: il n'y a pas un chat NL: er is geen sterveling
FR: chat fourré NL: rechter, advocaat
FR: avoir un chat dans la gorge NL: hees zijn
FR: une musique de chat NL: valse muziek
FR: réveiller le chat qui dort NL: slapende honden wakker maken
FR: à  bon chat bon rat (spr.w) NL: baas boven baas, leer om leer
FR: chat échaudé craint l'eau froide (spr.w) NL: een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen
FR: le chat parti, les souris dansent (spr.w) NL: als de kat van honk is, dansen de muizen
FR: chats de saule NL: wilgekatjes