Vertalingen commander FR>NL
[kɔmɑ̃de]1 diriger, donner des ordres à - het bevel voeren over
'commander une équipe'
een team aanvoeren2 demander une marchandise - bestellen
'commander ··· par correspondance'
iets per postorder bestellen[kɔmɑ̃de]1 avoir le pouvoir, donner des ordres - het bevel voeren
'C'est moi qui commande !'
Ik ben hier de baas!2 commander à ··· de faire ···
ordonner à ··· de faire ··· - iemand bevelen iets te doen
'commander à ··· de venir'
iemand gebieden te komen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
commander (ww.) | onttrekken (ww.) ; heersen (ww.) ; iem. afdwingen (ww.) ; leiden (ww.) ; leiding geven (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; macht uitoefenen (ww.) ; managen (ww.) ; ontrukken (ww.) ; gezaghebben (ww.) ; opdragen (ww.) ; orderen (ww.) ; overheersen (ww.) ; regeren (ww.) ; verordenen (ww.) ; voorschrijven (ww.) ; voorzitten (ww.) ; gelasten (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; bestellen (ww.) ; besturen (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; bevelen (ww.) ; commanderen (ww.) ; decreteren (ww.) ; dicteren (ww.) ; gebieden (ww.) |
commander | bedienen ; sturen ; signaleren ; regelen ; een bestelling plaatsen voor ; boeken ; bestellen |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `commander`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: conduireFR: contraindreFR: décréterFR: dirigerFR: dominerFR: enjoindreFR: exigerFR: gouvernerFR: imposerFR: mener