[bʀɥi]

1 ce qu'on entend - geluid

  'faire du bruit'
  lawaai maken
© K Dictionaries Ltd.

bruit (m)	de ophef (m) ; het kabaal ; de herrie (v) ; het geschreeuw ; het gerucht ; het gedruis ; de deining (v)
le bruit	het geluid ; het lawaai
bruit	ballast ; strepitus ; stoorsignaal ; stoorpuls ; ruis ; lawaai ; geruis ; geluidhinder ; geluid

Bronnen: interglot; Wikipedia; Europakinderhulp; cibg.be; Download IATE, European Union, 2017.




FR: bourdonnement
FR: bruissement
FR: chuintement
FR: clameur
FR: clapotis
FR: clappement
FR: claquement
FR: cliquetis
FR: craquement
FR: cri

FR: beaucoup de bruit et peu de besogne NL: veel geschreeuw en weinig wol
FR: chasser à  grand bruit NL: jagen met de meute
FR: à  petit bruit NL: in het geheim
FR: il n'est bruit que de cela NL: men spreekt nergens anders over