Vertaal
Naar andere talen: • conjuguer > ENconjuguer > ESconjuguer > NL
Vertalingen conjuguer FR>DE
conjuguer (ww.) abwandeln (ww.) ; abändern (ww.) ; beugen (ww.) ; deklinieren (ww.) ; konjugieren (ww.) ; verbeugen (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `conjuguer`
Voorbeeldzinnen laden....