Vertaal
Naar andere talen: • visita > DEvisita > ENvisita > FR
Vertalingen visita ES>NL

la visita

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bi'sita]

1) acción de ir a ver a una persona donde se encuentra por cortesía u otro fin - bezoek
Todos los domingos hacía una visita a su abuela. - Hij bracht elke zondag een bezoek aan zijn oma.

2) persona que realiza esta acción - bezoek
Ordenó la sala porque esperaba visitas. - Hij ruimde de zitkamer op omdat hij bezoek verwachtte.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la visita (v) de gast (m) ; het ziekenbezoek ; de visite ; de visitatie (v) ; de slaper (m) ; slaapgast (znw.) ; overnachter (znw.) ; de opwachting (v) ; de logé (m) ; het huisbezoek ; het doktersbezoek ; de bezoeker (m) ; het bezoek ; de bezichtiging (v) ; bezichtigen (znw.) ; de aanloop (m)
visita aan boord gaan ; bezoek ; B-onderhoud ; aanhouding
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `visita`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alojamiento
ES: convidado
ES: durmiente
ES: estancia
ES: hospedaje
ES: huésped
ES: inspecciones
ES: invitado
ES: invitado a dormir
ES: permanencia