Vertaal
Naar andere talen: • víctima > DEvíctima > ENvíctima > FR
Vertalingen víctima ES>NL

la víctima

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ['biktima]

1) persona o cosa a la cual una acción o suceso le produce un daño - slachtoffer
Se hartó de ser víctima de sus maltratos. - Hij had er genoeg van om het slachtoffer te zijn van zijn mishandelingen.

2) persona o animal que muere a causa de una acción o suceso - gedupeerde
las víctimas de la desnutrición - de gedupeerden van de ondervoeding

3) persona o animal que está destinada a ser sacrificada - offer
El sacerdote sacrificó una víctima a los dioses. - De pastoor droeg een offer op aan de goden.
uitdrukking hacerse la víctima

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la víctima (v) benadeelde (znw.) ; bezwendelde (znw.) ; de dupe ; de gedupeerde ; geestelijk geraakte (znw.) ; de gekwetste ; de gewonde ; de lul (m) ; de pineut (m) ; de sigaar ; het slachtoffer
víctima ongeval ; slachtoffer
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `víctima`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cabeza de turco
ES: cosa apresada
ES: mártir
ES: pagano
ES: pieza de caza
ES: presa
ES: sacrificado
ES: víctima de la guerra
ES: víctima de un accidente