Vertalingen rápido ES>NL
I rápido, -da
bijv.naamw.
1) que se desenvuelve a gran velocidad o en poco tiempo -
snel un ataque rápido - een snelle aanval |
2) que llega a su desenlace en poco tiempo -
snel una enfermedad de rápida propagación - een ziekte van snelle verspreiding |
3) que se hace a gran velocidad o de manera superficial -
haastig una lectura rápida - het haastige lezen |
II rápido
bijwoord
1) con celeridad y prontitud -
snel Báñate rápido que ya está la cena. - Was je snel want het avondeten is al klaar. |
2) en muy poco tiempo -
snel Acabó rápido con sus quehaceres. - Hij was snel klaar met zijn huiswerk. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
rápido (znw.) | de sneltrein (m) ; de exprestrein (m) |
rápido | haastig ; weldra ; vingervlug ; urgent ; trendy ; spoedig ; spoedeisend ; snelzeilend ; snel ; met spoed ; met gemak ; klemmend ; ijlings ; hip ; grifweg ; grif ; gauw ; eerstdaags ; dringend ; dra ; exprestrein ; vlug ; versneld ; stroomgoot ; snelle ; rap ; overstortput ; kwiek ; kor ; gezwind |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia; TruetermVoorbeeldzinnen met `rápido`

Voorbeeldzinnen laden....