Vertalingen primavera ES>NL
I la primavera
zelfst.naamw.
1) estación del año entre el invierno y el verano -
lente | En primavera florece el amor. - In de lente bloeit de liefde. |
2) tiempo en que algo tiene mayor hermosura -
bloei | Está en la primavera de la vida. - Hij staat in de bloei van zijn leven. |
II la primaveras
zelfst.naamw.
años que tiene una persona joven -
lentes | Cuenta quince primaveras. - Hij is vijftien lentes jong. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| la primavera (v) | de lente (v) ; de lentetijd (m) ; het voorjaar ; voorjaarstijd (znw.) |
| primavera | gewone ereprijs ; primula ; sleutelbloem |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `primavera`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: tiempo primaveral
