Vertaal
Naar andere talen: • medir > DEmedir > ENmedir > FR
Vertalingen medir ES>NL

I medir

werkw.
Uitspraak:  [me'ðiɾ]

1) determinar el peso, el volumen o la longitud de algo - meten
medir el ancho de una calle - de breedte van een straat meten

2) comprobar la habilidad, destreza o fuerza de algo o alguien - meten
medir las fuerzas - de krachten meten


II medir

werkw.

tener determinada altura, longitud, volumen, etc - lang zijn , een oppervlakte hebben
La pista mide cien metros. - De piste heeft een oppervlakte van honderd meter.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
medir (ww.) afpassen (ww.) ; afwegen (ww.) ; diepte bepalen (ww.) ; met zorg wegen (ww.) ; meten (ww.) ; opmeten (ww.) ; peilen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `medir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: calibrar
ES: comprobar
ES: escandallar
ES: pagar la cantidad exacta
ES: sondear
ES: sopesar