Vertaal
Naar andere talen: • jubilar > DEjubilar > ENjubilar > FR
Vertalingen jubilar ES>NL

I jubilar

werkw.
Uitspraak:  [xuβi'laɾ]

1) hacer que alguien deje la actividad laboral otorgándole una pensión - pensioneren
Jubilaremos a los trabajadores mayores de sesenta años. - We zullen de werknemers die ouder dan zestig jaar zijn pensioneren.

2) descartar una cosa por no tener más utilidad - afdanken
jubilar un par de zapatos - een paar schoenen afdanken


II jubilarse

werkw.
Uitspraak:  [xuβi'laɾse]

1) dejar la actividad laboral percibiendo una pensión - met pensioen gaan
jubilarse por incapacidad - met pensioen gaan vanwege ongeschiktheid

2) pasar a sentir alegría por algo - zich verblijden
Jubilarse en Dios. - Zich verblijden met God.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
jubilar (ww.) pensioneren (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `jubilar`
Voorbeeldzinnen laden....