I inclusive

bijwoord

Uitspraak:

[inklu'siβe]

1) indica la pertenencia a una serie del último miembro nombrado - inclusief

Los aspirantes a la beca deben tener entre veinte y veinticinco años inclusive. - De kandidaten voor de beurs moeten een leeftijd hebben van twintig tot en met vijfentwintig jaar.

2) indica que algo se produce en la situación que se expresa - inclusief

Pedimos ayuda inclusive en la televisión. - We hebben om hulp gevraagd, ook op de televisie.

II inclusive

voorzetsel
indica que algo o alguien se incluye en la situación descripta - inclusief

Todos fuimos de excursión, inclusive algunos profesores. - We hebben met zijn allen een uitstapje gemaakt, inclusief enkele leraren.

© K Dictionaries Ltd.

inclusive

inclusief ; met inbegrip van

Bronnen: Trueterm; Wikipedia




ES: aún
ES: comprendido
ES: hasta
ES: incluido
ES: incluso