Vertalingen hinchazón ES>NL
la hinchazón
zelfst.naamw.
1) incremento del volumen de una parte del cuerpo por algún golpe o herida -
zwelling La hinchazón del ojo le impedía ver con claridad. - Door de zwelling aan zijn oog kon hij niet helder zien. |
2) grandilocuencia al expresarse -
gezwollenheid Su hinchazón en cada debate molesta a los interlocutores. - Zijn gezwollenheid in ieder debat irriteert de gesprekspartners. |
3) orgullo y presunción al actuar -
trots Es insoportable escuchar su engreída hinchazón cuando habla de su trabajo. - Het is onuitstaanbaar om zijn opgezwollen trots aan te horen als hij over zijn werk praat. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
el hinchazón (m) | het letsel ; de zwelling (v) ; de verdikking (v) ; de uitdijing (v) ; de steenpuist ; de pukkel ; de opzetting (v) ; opgezwollen plek (znw.) ; opgezetheid (znw.) ; de opgeblazenheid (v) ; de kwast (m) ; de knoest (m) ; de kneuzing (v) ; holle hoogdravendheid (znw.) ; gezwollenheid (znw.) ; de dikte (v) ; de declamatie (v) ; de bult (m) |
hinchazón | haas ; zwelling |
Bronnen: interglot; pijnstillerinfocentrum; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `hinchazón`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abultamientoES: anginaES: bultoES: chichónES: cistitisES: congestiónES: faringitisES: inflamaciónES: inflamación de la gargantaES: inflamación de la vejiga