Vertaal
Naar andere talen: • factura > DEfactura > ENfactura > FR
Vertalingen factura ES>NL

la factura

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [fak'tuɾa]

1) cuenta en la que se detallan los productos o los servicios comprados y los importes de estos commercie - factuur
La mujer pidió la factura para llevar el control de gastos. - De vrouw heeft de rekening gevraagd om controle te hebben over de uitgaven.
uitdrukking pasar factura

2) manera en que está hecho algo - uitvoering
Este chal es de factura artesanal. - Deze sjaal is handgemaakt.

3) producto panificado hecho con harina, azúcar, huevo y manteca - zoet broodje
Compramos media docena de facturas para el té. - We kochten een half dozijn zoete broodjes voor bij de thee.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la factura (v) de factuur (v) ; de nota ; de rekening (v)
factura factuur ; rekening
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `factura`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cuenta
ES: nota
ES: recibo