Vertaal
Naar andere talen: • enrojecer > DEenrojecer > ENenrojecer > FR
Vertalingen enrojecer ES>NL

I enrojecer

werkw.

ruborizarse una persona a causa de una emoción repentina - blozen
enrojeció de vergüenza - hij bloosde van schaamte


II enrojecer

werkw.

1) ruborizar a una persona - rood maken
Enrojeció a la chica con sus dichos picantes. - Het meisje werd rood door zijn pikante uitspraken.

2) poner algo de color rojo por acción del calor - een rode kleur geven
El fuego enrojeció la parrilla. - Het vuur heeft de barbecue een rode kleur gegeven.

3) dar color rojo a una cosa - rood maken
enrojecer una tela - een stof rood maken


III enrojecerse

werkw.
Uitspraak:  [enroxe'ɑueɾse]

ponerse roja una cosa o persona - rood worden
Los tomates se enrojecen al madurar. - De tomaten worden rood bij het rijpen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
enrojecer (ww.) blozen (ww.) ; gloeien (ww.) ; kleuren (ww.) ; rood worden (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `enrojecer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abochornar
ES: arder
ES: arder sin llama
ES: avergonzarse
ES: colorear
ES: desconcertarse
ES: encenderse
ES: iluminar
ES: ponerse colorado
ES: ruborizarse