Vertalingen dulce ES>NL
I dulce
bijv.naamw.
1) que tiene sabor agradable y suave como el azúcar o la miel -
zoet un vino dulce - een zoete wijn |
2) que es suave y produce una sensación agradable -
aangenaam una dulce brisa - een aangename bries |
3) que muestra o expresa cariño -
lief una dulce caricia - een lieve aai |
4) que es agradable y complaciente con los demás -
lief una niña muy dulce - een heel lief meisje |
5) que procede de ríos o lagos -
zoet río de agua dulce - rivier van zoetwater |
II el dulce
zelfst.naamw.
1) alimento hecho a base de azúcar -
snoepje comer muchos dulces - veel snoepjes eten |
2) conserva que se elabora cociendo un ingrediente con azúcar hasta que adquiere consistencia -
jam dulce de leche - karamelpasta |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
dulce (znw.) | de zoetigheid (v) ; de versnapering (v) ; de ulevel ; het tussendoortje ; het lekkers ; de kandij |
el dulce (m) | het toetje ; snoep ; het nagerecht ; het dessert |
dulce | zoetsappig ; zoetsmakend ; zoet ; zacht aanvoelend ; zacht ; sierlijk ; mals ; lieftallig ; gracieus ; gesuikerd ; elegant ; doux ; zoet ; zacht |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `dulce`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abundanteES: afableES: agraciadoES: agradableES: airosoES: almibaradoES: amadaES: amaestradoES: amansadoES: ameno