Vertalingen crédito ES>NL
el crédito
zelfst.naamw.
1) suma de dinero que se debe a alguien o a una entidad financiera economie -
krediet | crédito bancario - bankkrediet |
2) confianza que se tiene a alguien de que cumplirá su compromiso -
vertrouwen | Esa joven tiene todo mi crédito. - Ik heb al het vertrouwen in die jongedame. |
3) reputación que posee una determinada personalidad -
reputatie | Los músicos gozan del mejor crédito. - De musici hebben een zeer goede reputatie. |
4) reconocimiento como algo verdadero -
geloof | No doy crédito a lo que dices. - Ik geloof niet in wat je zegt. |
5) unidad de valoración de una materia universitaria educatie -
studiepunt | Necesito sesenta créditos para completar la carrera. - Ik heb zestig studiepunten nodig om de studie af te maken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| el crédito (m) | de bezitting (v) ; de lening (v) ; de kredietverlening (v) ; het krediet ; de hypotheek (v) ; de goederen ; het geloof ; geldverstrekking (znw.) ; de geldlening (v) ; het credit ; de bezittingen ; de aanvaarding (v) ; de aanname (v) |
| crédito | begrotingskrediet ; vordering ; studiepunt ; schuldvordering ; kredietlimiet ; kredietgrens ; krediet ; inkomen |
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Trueterm; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `crédito`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: asensoES: confianzaES: constanciaES: crédito a corto plazoES: crédito contra garantíaES: crédito de consumidorES: crédito de proveedoresES: crédito garantizadoES: crédito hipotecarioES: crédito inmobilario
