Vertaal
Naar andere talen: • constructor > DEconstructor > ENconstructor > FR
Vertalingen constructor ES>NL

I el/la constructor, -ra

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [konstɾuk'toɾ, -ɾa]

persona que se dedica a edificar notPredefined" freeValue="occupations - aannemer
El constructor culminó la casa en un año. - De aannemer heeft het huis in een jaar omhoog gezet.


II constructor, -ra

bijv.naamw.

que se dedica a edificar - bouw-
Habló con la compañía constructora para que comience la obra. - Hij sprak met het bouwbedrijf om de werkzaamheden te laten starten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el constructor (m) de aannemer (m) ; de bouwer (m) ; de bouwondernemer (m) ; de constructeur (m)
constructor bouwer
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `constructor`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: contratista de obras
ES: emprendedor de construcciones