Vertalingen confiar ES>NL
I confiar
werkw.
1) esperar con firmeza que algo suceda o alguien se comporte como se desea -
vertrouwen Los habitantes confiaron en que la tempestad terminaría pronto. - De bewoners vertrouwden erop dat de storm spoedig zou eindigen. |
2) dar la responsabilidad a alguien de una cosa -
toevertrouwen Confió las llaves del auto a su amigo. - Hij vertrouwde de sleutels van de auto aan zijn vriend toe. |
3) dar esperanza o ánimo a alguien -
geloven Confío en ti hijo. - Ik geloof in je, kind. |
II confiarse
werkw.
fiarse de alguien -
vertrouwen op Se confió de él para llevar a cabo la tarea. - Hij vertrouwde op hem om het huiswerk te maken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
confiar (ww.) | in vertrouwen nemen (ww.) ; toevertrouwen (ww.) ; vertrouwen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `confiar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: confiar en