Vertalingen compañero ES>NL
el/la compañero, -ra
zelfst.naamw.
1) persona que comparte con otra un lugar o una actividad -
maat | compañera de aventuras - maatje voor avonturen |
2) persona con la que se convive en pareja -
vriend, -din , partner | Su compañera le dio un hijo. - Zijn vriendin schonk hem een kind. |
3) persona o animal que hacen compañía -
makker | El compañero del gaucho es su caballo. - De makker van de gaucho is zijn paard. |
4) objeto que es parte de un par -
andere.... | Perdí la compañera de esta media. - Ik ben de andere sok kwijt geraakt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| el compañero (m) | de hartsvriendin (v) ; de vriendin (v) ; de spitsbroeder (m) ; pal (znw.) ; de metgezel (m) ; het makkertje ; de makker (m) ; de maatjesharing (m) ; het maatje ; de maat (m) ; de levenspartner (m) ; de levensgezel (m) ; de kornuit (m) ; de gezellin (v) ; de gezel (m) ; de genoot (m) ; het gabbertje ; de firmant (m) ; de confrater (m) ; de compagnon (m) ; compaan (znw.) ; collega |
| compañero | maat ; tegenhanger van een leest ; spanmaat |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `compañero`
Voorbeeldzinnen laden....
