Vertaal
Naar andere talen: • cepillar > DEcepillar > ENcepillar > FR
Vertalingen cepillar ES>NL

I cepillar

werkw.
Uitspraak:  [ɑuepiaɾ]

1) limpiar una superficie con un cepillo - schaven
cepillar una madera - een stuk hout schaven

2) peinar el pelo con un cepillo - borstelen
Cepillaba su larga cabellera. - Ze borstelde haar lange haar.


II cepillarse

werkw.
Uitspraak:  [ɑuepiaɾse]

1) peinar o los cabellos - het haar borstelen
Se cepillaba los rizos. - Ze borstelde haar krullen.

2) gastar o consumir algo en un tiempo que se considera breve - helemaal opmaken
Se cepilló el sueldo en una semana. - Hij heeft zijn salaris in een week opgemaakt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
cepillar (ww.) afschaven (ww.) ; afvegen (ww.) ; afwissen (ww.) ; bezemen (ww.) ; borstelen (ww.)
cepillar borstelen ; schaven
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `cepillar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: barrer
ES: cardar
ES: debastar
ES: desbastar
ES: escobillar
ES: estregar
ES: fregar
ES: friccionar
ES: frotar
ES: hacer el pelo