Vertaal
Naar andere talen: • azucarar > DEazucarar > ENazucarar > FR
Vertalingen azucarar ES>NL

azucarar

werkw.
Uitspraak:  [aɑuukaˈɾaɾ]

1) bañar o cubrir con azúcar - met suiker bestrooien
azucarar el molde - de bakvorm met suiker bestrooien

2) endulzar, poner azúcar - suikeren
azucarar la macedonia - de fruitsalade suikeren

3) hacer agradable, suave o dulce algo difícil - verzachten
azucarar el trato con los niños - de omgang met de kinderen verzachten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
azucarar (ww.) besuikeren (ww.) ; insuikeren (ww.) ; met suiker doordrenken (ww.) ; zoeten (ww.) ; zoetmaken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `azucarar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: endulzar