Vertalingen OIR ES>NL
oír
werkw.
1) percibir una cosa por medio del sentido del oído -
horen Oí un ruido extraño. - Ik hoorde een vreemd geluid. |
2) hacer caso de un consejo o aviso -
luisteren naar Debes oír lo que te digo. - Je moet luisteren naar wat ik je zeg. |
3) prestar atención a lo que se escucha -
luisteren naar Le gusta oír el crujido de las hojas. - Hij luistert graag naar het geritsel van de bladeren. |
4) responder a los ruegos o peticiones de alguien -
verhoren Nadie oyó lo que pedía. - Niemand verhoorde zijn verzoek. |
5) atender el juez las pruebas aportadas por las partes implicadas en un juicio juridisch -
verhoren El juez oirá a los testigos. - De rechter zal de getuigen verhoren. |
6) atender propuestas -
aanhoren El empresario oyó todas las propuestas de negocios. - De ondernemer hoorde alle zakelijke voorstellen aan. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
oír (ww.) | horen (ww.) ; uitvragen (ww.) ; verstaan (ww.) |
OIR (Afkorting) | IOV (Afkorting) |
Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; interglot; Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `OIR`

Voorbeeldzinnen laden....