Vertaal
Naar andere talen: • casar > DEcasar > ENcasar > FR
Vertalingen casar ES>NL

I casar

werkw.
Uitspraak:  [ka'saɾ]

testificar un matrimonio - trouwen
Los casó un cura amigo de la familia. - Zij zijn getrouwd door een priester die bevriend is met de familie.


II casarse

werkw.
Uitspraak:  [ka'saɾse]

contraer matrimonio - in het huwelijk treden
Decidió casarse. - Hij besloot om te gaan trouwen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
casar (ww.) annuleren (ww.) ; huwen (ww.) ; in het huwelijk treden (ww.) ; trouwen (ww.) ; vernietigen (ww.) ; zich in de echt verbinden (ww.) ; zich verbinden (ww.)
Bronnen: Wikipedia; interglot


Voorbeeldzinnen met `casar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: casarse
ES: comprometerse