showing

1 position: “They are not at home”
te, op

2 direction: “He looked at her”
naar

3 time: “He arrived at ten o'clock”
om, op

4 state or occupation: “The countries are at war”
in, aan

5 pace or speed: “He drove at 120 kilometres per hour.”
met een snelheid van

6 cost: “bread at $1.20 a loaf.”
tegen, a a

at all

in any way: “I don't like it at all.”
hoegenaamd
© K Dictionaries Ltd.

at	á  ; via ; totdat ; tot bij ; tot ; ter ; ten huize van ; ten ; te ; naar ; in ; erop ; ergens naartoe ; erbij ; bij ; aan
AT (Afkorting)	luchtvervoer ; hulptechnologie ; geavanceerde technologie ; AT (Afkorting)
at	dichtbij ; voor ; telkens ; tegen ; op ; om ; nabij ; naast ; met ; jegens ; ieder ; elk

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




EN: as far as

EN: what is she at? NL: wat voert ze uit?
EN: at that NL: bovendien, ook nog
EN: at once NL: onmiddellijk
EN: be at one NL: het eens zijn
EN: be at NL: bezig zijn met
EN: at that (spreektaal) NL: ook nog, bovendien