Vertalingen visit EN>NL
1 to go to see (a person or place): “We visited my parents at the weekend”bezoeken2 to stay in (a place) or with (a person) for a time: “Many birds visit (Britain) only during the summer months.”bezoekenan act of going to see someone or something for pleasure, socially, professionally etc, or going to stay for a time: “We went on a visit to my aunt's”bezoek'visitor (Zelfstandig naamwoord)a person who visits, socially or professionally: “I'm expecting visitors from America”bezoeker© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
to visit | elkaar ontmoeten (ww.) ; voorbijkomen (ww.) ; verzamelen (ww.) ; treffen (ww.) ; teisteren (ww.) ; samenkomen (ww.) ; opzoeken (ww.) ; op visite gaan (ww.) ; op bezoek komen (ww.) ; lastigvallen (ww.) ; langskomen (ww.) ; langsgaan (ww.) ; inlopen (ww.) ; iemand opzoeken (ww.) ; elkaar zien (ww.) ; een bezoek brengen (ww.) ; bij elkaar komen (ww.) ; bezoeken (ww.) ; bezien (ww.) ; bezichtiging (ww.) ; bezichtigen (ww.) ; bekijken (ww.) ; afspreken (ww.) ; aanschouwen (ww.) ; aankomen (ww.) |
the visit | de visite ; het bezoek |
visit | afgaan ; bezoek |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `visit`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: call inEN: call onEN: call roundEN: drop byEN: look inEN: pop inEN: stop byEN: troubleUitdrukkingen en gezegdes
EN: (Am.) een praatje maken:
visited
NL: ook: behekstEN: they
visit at my house
NL: ze komen wel (eens) bij me thuisEN: visit with
NL: straffen met NL: omgaan metEN: domiciliary
visit
NL: huiszoeking