(of a horse) to move with fairly fast, bouncy steps, faster than a walk but slower than a canter or gallop: “The horse trotted down the road”
draven
the pace at which a horse or rider etc moves when trotting: “They rode at a trot.”
draf

'trotter (Zelfstandig naamwoord)

a pig's foot.
varkenspoot
© K Dictionaries Ltd.

to trot	draven (ww.) ; trippelen (ww.)
the trot	de draf (m) ; gang van een paard (znw.)
trot	dribbelen

Bronnen: Wakefield genealogy pages; memberfiles.freewebs.com; interglot




EN: gallopade

EN: trot along! NL: schiet op!
EN: he trotted me off NL: hij draafde weg NL: (spreektaal) ging er van door NL: jaagde (me) weg
EN: they trot you off your legs NL: ze laten je je dood lopen
EN: trot out NL: pronken met NL: (sl.) verkering hebben met
EN: trot it out! NL: zeg op!
EN: he trotted me round the town NL: nam me mee door de hele stad
EN: trot up an affair NL: 'n kwestie weer op het tapijt brengen
EN: at a trot NL: op een draf
EN: at full trot NL: in volle galop
EN: shall we go for a trot NL: zullen we een eindje gaan lopen
EN: they'll keep you on the trot NL: ze zullen je wel aan de gang houden