1 (negativeunsteady) firmly fixed, balanced or controlled: “The table isn't steady”
vast

2 regular or even: “a steady temperature”
regelmatig

3 unchanging or constant: “steady faith.”
vast

4 (of a person) sensible and hardworking in habits etc: “a steady young man.”
betrouwbaar
to make or become steady: “He stumbled but managed to steady himself”
(zich) stabiliseren

'steadily (Bijwoord)

: “His work is improving steadily.”
gestadig

'steadiness (Zelfstandig naamwoord)

bestendigheid, regelmatigheid

steady (on)! (Tussenwerpsel)

don't be so angry, upset etc!: “Steady on! Stop shouting!”
kalm aan
© K Dictionaries Ltd.

steady

beheerst ; bestendig ; constant ; even ; gelijkmatig ; gestaag ; langzaamaan ; onveranderlijk ; rustig ; stabiel ; stevig ; blijvend ; bril ; constant in de zin van gelijkmatig ; gestadig ; vast

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Autowoordenboek; Trueterm




EN: alleviate
EN: become constant
EN: become stable
EN: calm
EN: calm down
EN: committed
EN: constant
EN: established
EN: even
EN: even out

EN: steady! NL: rustig (aan), maak je niet zo druk!
EN: keep her steady, steady as you go NL: (scheepvaart) recht-zo-die-gaat
EN: steady does the trick NL: kalmpjes aan, dan breekt het lijntje niet
EN: go steady NL: vaste verkering hebben
EN: steady down NL: rustig, kalm worden
EN: steady the helm NL: 't roer in zelfde stand houden