Vertalingen speech EN>NL
1 (the act of) saying words, or the ability to say words: “Speech is one method of communication between people.”het spreken2 the words said: “His speech is full of colloquialisms.”taal3 manner or way of speaking: “His speech is very slow.”spraak4 a formal talk given to a meeting etc: “parliamentary speeches.”toespraak'speechless (Bijvoeglijk naamwoord)unable to speak, often because of surprise, shock etc: “He looked at her in speechless amazement.”sprakeloos'speechlessly (Bijwoord)sprakeloos'speechlessness (Zelfstandig naamwoord)sprakeloosheid© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
the speech | de lezing (v) ; de woord (m) ; de voordracht ; de toespraak ; de taal ; de spreekbeurt ; de spraak ; de speech (m) ; de redevoering (v) ; de rede |
speech | een toespraak houden ; voordracht ; spreken ; spreektrant ; spraakvermogen ; spraak ; redevoering ; rede ; oratie ; gesproken taal |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `speech`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
EN: addressEN: discourseEN: languageEN: lectureEN: proclamationEN: sermonUitdrukkingen en gezegdes
EN: figure of
speech
NL: stijlfiguurEN: part of
speech
NL: woordsoortEN: Queen's
speech
NL: troonredeEN: have
speech with
NL: spreken metEN: hold one's
speech
NL: zijn mond houden