1 not fast; not moving quickly; taking a long time: “a slow train”
langzaam

2 (of a clock etc) showing a time earlier than the actual time; behind in time: “My watch is five minutes slow.”
achter

3 not clever; not quick at learning: “He's particularly slow at arithmetic.”
langzaam
to make, or become slower: “The car slowed to take the corner.”
vaart (doen) minderen

'slowly (Bijwoord)

: “He slowly opened his eyes”
langzaam

'slowness (Zelfstandig naamwoord)

langzaamheid

slow motion

movement which is slower than normal or actual movement especially as a special effect in films: “Let's watch it, in slow motion.”
vertraagde beweging

slow down/up

to make or become slower: “The police were warning drivers to slow down”
vaart (doen) minderen
© K Dictionaries Ltd.

slow	loom ; werkschuw ; weifelend ; treuzelend ; treuzelachtig ; traag ; talmend ; sloom ; slepend ; lui ; log ; lijzig ; leuterig ; langzaam ; dralend ; besluitloos ; aarzelend ; langzame ; zacht

Bronnen: interglot; MWB; Vlietstra




EN: behindhand
EN: continuing
EN: dragging
EN: flagging
EN: laggard
EN: lagging
EN: lazy
EN: measured
EN: negligent
EN: ongoing

EN: the clock is (ten minutes) slow NL: de klok is (tien minuten) achter
EN: be slow in NL: geen haast maken met NL: niet correct zijn in of met
EN: be slow to NL: niet vlug reageren op
EN: he is slow to anger NL: hij wordt niet gauw kwaad
EN: be not slow to NL: er vlug bij zijn (om)
EN: go slow NL: niet overijld te werk gaan NL: achter lopen
EN: slow and sure NL: langzaam maar zeker
EN: slow march NL: paradepas
EN: slow poison NL: langzaam werkend vergif
EN: slow down, up NL: vertragen NL: langzamer gaan (rijden) of laten werken NL: kalm(er) aan (gaan) doen